Het jaar 1996 was een hoogtepunt voor het Nederlandse volleybal; de mannen van Oranje haalden goud op de Olympische Spelen. Om twee uur ’s middags plaatselijke tijd traden de spelers van het Nederlandse team aan tegen aartsrivaal Italië – de enige ploeg die de Nederlanders in de poulewedstrijden had weten te verslaan, en nog wel met een verpletterende 3-0 in sets, terwijl Oranje alle andere wedstrijden met diezelfde score had gewonnen. Nu kwam het erop aan; jaren van voorbereiding moesten eindelijk hun vruchten gaan afwerpen.
In 1964 deed Nederland, na een rel over de kwalificatie, mee aan de eerste Olympische Spelen waarbij volleybal op het programma stond. Het team behaalde in Tokio de achtste plaats. Daarna verscheen Nederland pas in 1988 weer met een team op de Olympische Spelen, waar een vijfde plaats werd behaald. Een paar jaar daarvoor was bondscoach Arie Selinger met een speciaal programma begonnen om het volleybal in Nederland te professionaliseren. Dit had moeten resulteren in winst op de Spelen in Barcelona in 1992, maar Brazilië gooide roet in het eten door de finale met 3-0 te winnen van Oranje. In 1995 zette de Nederlandse Volleybalbond (Nevobo) een stichting op om de nationale teams te ondersteunen. In juni van het jaar daarna wonnen de volleyballers de World League door Italië te verslaan. Twee maanden later stonden de ploegen weer tegenover elkaar in Atlanta.
Onder leiding van bondscoach Joop Alberda speelden Peter Blangé, de broers Bas en Mike van de Goor, Rob Grabert, Henk-Jan Held, Guido Görtzen, Misha Latuhihin, Olof van der Meulen, Jan Posthuma, Brecht Rodenburg, Richard Schuil en Ron Zwerver vijf zenuwslopende sets, waarbij eerst de Nederlanders, en vervolgens de Italianen op matchpoint kwamen en uiteindelijk Oranje toch met 17-15 de laatste set wist te winnen. In een NOS-verkiezing in 1999 bracht deze glorieuze overwinning het tot sportmoment van de eeuw.