Na het enorme succes van de gouden medaille op de Olympische Spelen van Atlanta in 1996 was het Europees kampioenschap in eigen land een uitgelezen gelegenheid voor de Nederlandse volleybalheren om hun populariteit bij het grote publiek in stand te houden. Nederlanders die door het Olympische succes enthousiast waren geworden voor het volleybal, konden nu zelf in Eindhoven en ‘s-Hertogenbosch de Europese top aan het werk zien. Onder leiding van de nieuwe bondscoach Toon Gerbrands betrad een team het strijdtoneel dat bestond uit spelers die het jaar ervoor een gouden medaille hadden behaald en een aantal jonge nieuwe talenten.
Boegbeeld Ron Zwerver was er niet meer bij, maar Olympiërs Peter Blangé, Bas en Mike van de Goor, Henk-Jan Held, Guido Görtzen, Misha Latuhihin, Olof van der Meulen, en Richard Schuil gaven acte de présence, samen met de nieuwe spelers Albert Cristina, Reinder Nummerdor, Jochem de Gruijter en Robert van Es. De Nederlandse heren versloegen in hun poule Finland, Oekraïne, Tsjechië, Frankrijk en Bulgarije verpletterend; alle wedstrijden eindigden in 3-0 voor Oranje en slechts in drie sets in die vijf wedstrijden wist een tegenstander tien punten of meer tegen de Nederlanders te scoren.
Op vrijdag 13 september pakten de mannen de winst in de halve finale overtuigend met 3-0 tegen Italië, het land dat ze zo lang telkens voor zich hadden moeten dulden op de grote toernooien en dat Oranje het vuur zo na aan de schenen had gelegd op de Spelen. In de finale wachtte Joegoslavië, dat in de andere poule bovenaan was geëindigd met één verloren wedstrijd, en zich in de halve finale met 3-0 van de Fransen ontdaan had. Na een gewonnen eerste set moesten de Nederlanders in de tweede set hun meerdere erkennen in de Joegoslaven, maar daarna wisten ze met 15-10 en 15-09 de wedstrijd te winnen. Na de Olympische zege was het winnen van het Europees kampioenschap de kers op de taart voor het Nederlandse herenvolleybal.